Een intiem verhaal verweven in een politieke dystopie

Wat doe je als je uit het niets een heremietkreeft krijgt bezorgd? Zomaar, aan de deur, in een doos van de Nationale Post. Wij zouden misschien een aquarium kopen of het beest terugbrengen naar het postkantoor, maar in het universum dat Jens Meijen schetst, is dat bepaald niet vanzelfsprekend. Het waterverbruik is aan limieten gebonden en vanwege brutokostenramingen heeft het postbedrijf geen gebouwen of locaties meer. Ze zijn enkel nog telefonisch bereikbaar.

Sebastiaan van der Lubbe

Dit zijn slechts twee elementen van het grimmige toekomstperspectief dat Meijen ons voorhoudt. In zijn debuutroman, De lichtjaren (2021), zijn alle rijke mensen verhuisd naar het koelere Noorden, naar Scandinavië. ‘Pioniers’, worden ze genoemd, veelal influencers die zich bezighouden met beurzen, winstramingen en cashflowanalyses. Maar niet de personages van Meijen. De twee jonge dertigers – die verder niet bij naam worden genoemd – wonen in het Zuiden, komen vanwege de hitte ’s middags niet buiten en werken enkel nog vanuit huis, waar eveneens de sollicitatiegesprekken plaatsvinden:

Het zwarte scherm vertelde me dat ik mijn identiteitskaart moest scannen met de app op mijn smartphone, in het zicht van de camera.
“Bedankt. U hoort snel van ons.”
“Was dat alles?” vroeg ik.
“We hebben de benodigde informatie al. Zoals u in de begeleidende instructies kon lezen, vind dit gebrek uitsluitend plaats om te controleren of de gegevens die we van u hebben overeenstemmen met wie u bent.”

Het zijn waarschuwingen, de ene na de andere, over een samenleving waarin het kapitalisme hoogtij viert, het populisme lijkt te hebben gewonnen en klimaatverandering de eeuwige zomer heeft ingeluid. De roman leest dan ook als een politiek manifest, maar tussen de reeks waarschuwingen gaat een intiem verhaal schuil. Wanneer een vriendin aankondigt zwanger te zijn, haalt dit bij het stel oud verdriet naar boven.

Zwangerschap
De foto’s van een dikke buik die Irina blij deelt op Instagram herinneren de personages in De lichtjaren er voortdurend aan dat hun vriendin iets heeft wat zij nooit zullen hebben. Van de dokter hebben ze te horen gekregen dat ze geen kinderen kunnen krijgen en hoewel het nieuws wordt afgedaan met ‘We zien wel hoe het loopt’ trekken de twee dertigers zich langzaam terug in hun schulp, als een heremietkreeft.

Niet alleen brengt deze zwangerschap in de lezer een besef van tijd – het verhaal spant het hele traject van haar zwangerschap – ook werpt het een discussie op: zou iemand in de wereld zoals Meijen die schetst wel kinderen moeten willen krijgen? De auteur lijkt zich telkens af te vragen: als dit zou gebeuren, zou ik het dan nog willen? Zo ja, dan doet hij er nog een schepje bovenop, maakt hij de wereld nog net een stukje beklemmender. Deze combinatie van een intiem verhaal verweven in een politieke dystopie is een sterktepunt van Meijen. De elementen versterken elkaar: het verdriet van de dertigers lijkt nog schrijnender, de maatschappelijke problemen nog groter.

De dertigers besluiten het nieuws niet met hun vrienden en familie te delen, maar wenden zich in plaats daarvan tot het internet, tot forums met mensen wie hetzelfde is overkomen. Meijen lijkt vervolgens te suggereren dat de lezer het verhaal op ditzelfde forum leest wanneer een vriend van het stel, Dimitri, op één van hun berichten stuit. De tekst in het bericht herkent de lezer uit een vorig hoofdstuk:

Hij sluit de laptop weer. Twijfelt. Gaat naar de vensterbank, neemt zijn telefoon, tikt een bericht dat begint met “Zeg, alles oké, heb je post gezien op dat forum”, maar verstuurt het niet, gooit in plaats daarvan zijn telefoon naar de slaapkamer, waar hij veilig op het bed landt.

Het Baltische kamp
Meijen won in 2020 de C. Buddingh’-prijs voor het beste Nederlandstalige poëziedebuut voor zijn dichtbundel Xenomorf (2019). Naast journalist en recensent is hij ook promovendus aan de KU Leuven, waar hij onderzoek doet naar populistische en nationalistische partijen en regimes. Deze politicologische insteek is terug te vinden in zijn debuutroman, bijvoorbeeld in de passage over het Baltische kamp. Meijen deed onderzoek naar het Europees cultuurbeleid in Oost-Europa en zijn keuze voor een Baltisch kamp zal geen toeval zijn geweest.

In het Baltische kamp verzetten de arbeiders zich tegen de slechte werkomstandigheden in de koolmijn en het gebrek aan ander werk in de omgeving. Na een openbaar betoog van een lokale politicus komen de mijnwerkers in opstand. Als één lichaam bestormen ze de gebouwen van de mijnadministratie en steken die in brand. ‘Ze gooien met stenen naar de politiewagens. In het blauwe licht zag ik hoe de politie met vijf tegelijk op een van de stenengooiers sloeg, hoe de man met zijn hoofd op de grond viel. Hij begon te bloeden…’ Zo maakt Meijen de koppeling met hedendaagse politieke onderwerpen, bijvoorbeeld de groeiende internationale ophef rondom politiegeweld, maar ook haalt hij regelmatig de gevolgen aan van de klimaatcrisis of het doorgeslagen kapitalisme.

Uiteindelijk stelt Meijen in De lichtjaren ook zijn eigen vakgebied, het schrijverschap, ter discussie, wanneer hij een Tesla een verhaal laat vertellen aan de inzittenden, geheel gepersonaliseerd op basis van hun interesses. Daarmee lijkt hij de angst van menig schrijver te verwoorden, de angst dat algoritmes en automatisering uiteindelijk ook hun werk overbodig maken. Nu schrijven zulke programma’s enkel nog nieuwsberichten, maar in de toekomst van Meijen zou dat zomaar eens anders kunnen zijn.

Stijl
De beelden die Meijen gebruikt om zijn verhaal te vertellen, lopen op onwerkelijke wijze in elkaar over. Ze doen denken aan scènewisselingen in een speelfilm, waarbij de regisseur speelt met de relatie tussen de afwisselende beelden:

Je reed een stukje voor me, draaide je om en bewoog geluidloos met je mond van what the fuck – zo leeg, zo doods.
Je gezicht vervaagt, lost op in de kop van de kreeft. Hij staart me aan. Ik sta nog steeds vlak voor zijn aquarium en staar terug. Ik vraag me af wie er begonnen is.

Meijen gebruikt zijn beelden op dezelfde manier als zo’n regisseur, om zijn personages door tijd en ruimte te laten bewegen zonder zijn verhaal te hoeven opknippen met witregels. Soms voelt die stijl geforceerd en wordt het verhaal er eerder door onderbroken dan dat de scènes vloeiend in elkaar overlopen. Deze poging van de auteur om zijn poëtisch arsenaal in te zetten in zijn proza is daarmee minder geslaagd.

Dat De lichtjaren de oneffenheden heeft van een debuut, hoort er nu eenmaal bij. Al met al geeft Meijen blijk van zijn potentieel als jonge schrijver om een volwaardige roman neer te zetten, één die het lukt om meerdere thema’s uitvoerig te behandelen, en dat maakt Jens een veelbelovend debutant.