Homo. Ik vermijd het woord liever. Ze hebben het lang geleden van me afgenomen. Klasgenoten op de basisschool die het woord in mijn gezicht spuugden als ik te dichtbij kwam. Een man op straat die er mijn eerste liefde (mijn eerste echte liefde) mee overschaduwde. Het woord staart me aan vanaf het papier. De o’s als twee prangende ogen die me herinneren aan alle keren dat de term naar me is geroepen, geschreeuwd, gemompeld en gestotterd, door monden in diezelfde cilindrische vorm. Op school tijdens de lessen over seksuele geaardheid gebruikten ze het klinische ‘homoseksueel’, wat mijn gevoelens nog enigszins bespreekbaar maakte. Ik geef de voorkeur aan de Engelse variant. Gay. De gecursiveerde y glimlacht naar me, herinnert me aan Pride Parades, aan regenboogvlaggen en massa’s mensen die bij elkaar komen om te vieren wie ze zijn.
Er is niets mis met de term ‘homo’. Er zijn andere woorden, ergere woorden, in allerlei vormen en variaties. Ik ben ze allemaal genoemd. Toch is ‘homo’ al jaren het meest gebruikte scheldwoord op schoolpleinen. Vanaf 8 jaar slingeren kinderen elkaar met het woord om de oren. De eerste keer dat iemand het tegen mij zei, had ik geen idee wat het betekende. Ik wist niet dat er jongens waren die verliefd werden op andere jongens en dat ik zo’n jongen was, dat ik nog voor mijn achttiende verjaardag verliefd zou worden op een jongen. Ik begreep alleen dat je het beter niet kon zijn. Dat was mijn eerste beeld bij het woord ‘homo’: slecht. Ik was tien jaar oud.
Toen ik jaren later uit de kast kwam op de middelbare school, stopte het pesten vrijwel direct. De homo pesten, daar voelden zelfs de pestkoppen zich ongemakkelijk bij. Oude situaties verdwenen, nieuwe situaties deden zich voor. Als ik iets ging drinken met vrienden of klasgenoten, zei iemand weleens: ‘Dat is zo gay.’ Er volgde altijd een stilte. De persoon was zich opeens akelig bewust van de homo in de ruimte en zonder mijn reactie verder af te wachten, vulde hij/zij/hen aan: ’Niet lullig bedoeld.’
Terwijl iedereen het woord te pas en te onpas gebruikt, krijg ik het niet eens over mijn lippen zonder dat mijn maag zich samentrekt.
Ik wuifde het altijd weg. Ik was allang blij dat deze mensen me in hun groep hadden opgenomen en me accepteerden voor wie ik was. Ik wilde niets riskeren door ze de les te lezen. Daar heb ik nu spijt van. Niet alleen leek ik het gedrag goed te keuren, ze dachten ook nog eens toestemming te krijgen van de hoogste autoriteit, de homo in eigen persoon: ‘Van de homo mag het’ en ‘De homo vindt het niet erg’. Want als ik er geen bezwaar tegen had, wie dan wel?
Terwijl iedereen het woord te pas en te onpas gebruikt, krijg ik het niet eens over mijn lippen zonder dat mijn maag zich samentrekt. Wanneer mijn vader naar een voetbalwedstrijd kijkt op televisie, zet ik muziek op of ga ik de kamer uit, bang om negentig minuten naar het homo-geroep van volwassen mannen te moeten luisteren. Zelfs kranten deinzen er niet voor terug om homofobe of transfobe artikelen te publiceren: Youp van ’t Hek in NRC Handelsblad in 2017, waarin hij het had over ‘pisnichten’. Leonie Breebaart in Trouw, oktober 2019, over ‘biologische jongens’ in de vrouwensport. Caroline Franssen in diezelfde krant, januari 2020, over de rechten van ‘mannen in een jurk’.
‘Ik durf het eigenlijk niet echt uit te spreken,’ vertelt de 14-jarige Daan aan de NOS, die hem interviewt over wat de term ‘homo’ voor hem betekent. ‘Ik zeg veel vaker dat ik op jongens val.’ Net als ik, vermijdt Daan het woord ‘homo’ zodat de rest van Nederland het als scheldwoord kan blijven gebruiken. Zo wordt het begrip langzaam van zijn oorspronkelijke betekenis ontdaan. ‘Homo’ wordt geassocieerd met ‘zwak’, ‘overgevoelig’ en ‘stereotype vrouwelijk’.
Laten we kinderen leren dat homo zijn normaal is, iets is om trots op te zijn en dat het niet een woord is om mee te schelden.
‘Het voelt echt alsof je jezelf uitscheldt,’ zegt Daan. Als iedereen zo graag met ‘homo’ wil schelden, laten we het dan ook als scheldwoord behandelen. Laten we voetbalwedstrijden stilleggen bij homofobe uitlatingen. Laten we druk uitoefenen op kranten die homofobe artikelen publiceren. En laten we kinderen leren dat homo zijn normaal is, iets is om trots op te zijn en dat het niet een woord is om mee te schelden. Laten we zorgen dat ‘pik’, ‘kut’ en ‘loser’ weer de meest gebruikte scheldwoorden op het schoolplein worden.
Maar bovenal, laten Daan en ik en alle lhbti’ers in Nederland het woord deze Pride Month terugeisen. Laten we er onze eigen definitie aan teruggeven, een betere zelfs, zoals ‘trots’, ‘sterk’ en ‘uniek’, en laten we het deze maand zo vaak gebruiken dat we het schelden overstemmen. Laten we het woord weer eigen maken, zodat Daan straks durft te zeggen dat hij homo is. Laten we het woord weer eigen maken, zodat ik niet langer naar het Engels hoef te vluchten, maar straks weer ‘homo’ durf te schrijven.