Poortwachters van de homogemeenschap

Als homoseksueel koppel over straat gaan is anno 2019 nog altijd link. Sebastiaan van der Lubbe ontmaskert het dunne laagje vernis dat we in Nederland ‘tolerantie’ noemen. Hij strijdt al schrijvend tegen de regenboogvlag als goedkoop fashion statement en vóór de regenboogvlag als pleitbezorger van inclusiviteit.

Sebastiaan van der Lubbe

We lopen door Amsterdam, om precies te zijn door het Westerpark, waar ik niet eerder ben geweest. Hij wil me alle fijne plekjes van de stad laten zien, dus we zijn zojuist langs de Roode Bioscoop gelopen en nu zijn we hier. We wandelen over de met bloesem bezaaide grindpaden, tussen de bomen door en langs de fontein. We voeren een gesprek over iets dat ik me niet meer kan herinneren. Tijdens het praten pakt hij mijn hand. Ik laat hem begaan.

Raar is dat, hè, om te zeggen dat ik hem laat ‘begaan’?

Toch voelt het als een bewuste keuze, niet omdat ik het vervelend vind om hand in hand te lopen, maar omdat ik bang ben dat ánderen het vervelend vinden.

Ik wil zijn hand loslaten, maar hij grijpt de mijne steviger vast

Wanneer we in de buurt komen van de Westergasfabriek, je weet wel, waar programma’s worden opgenomen als De Wereld Draait Door en M, zie ik een groepje jongens. Mijn oma zou ze hebben bestempeld als hangjongeren, maar die negatieve connotatie wil ik ze niet geven, ik ken ze per slot van rekening niet. Ik wil zijn hand loslaten, maar hij grijpt de mijne steviger vast: ‘Als ik zou denken dat het niet veilig is, had ik je hand losgelaten. Maar dit is Amsterdam.’

Misschien heeft hij gelijk. Misschien is de acceptatie van homo’s in Amsterdam groter dan ik denk. Op veel andere plekken kunnen homoseksuele stellen niet hand in hand over straat lopen zonder te worden nageroepen of uitgescholden. Twee jaar geleden nog waren politici en nieuwsmedia in de ban van het homoseksuele koppel dat in Arnhem ernstig werd mishandeld. Datzelfde weekend was ook een stel in Eindhoven doelwit van homogeweld. (Toevalligerwijs was ik dat weekend in Eindhoven bij mijn toenmalige vriend. Mijn moeder vroeg me vervolgens of ik ook weleens hand in hand over straat liep en ze drukte me op het hart om voorzichtig te zijn).

Politici en nieuwsmedia zijn geneigd problemen als discriminatie en homohaat weg te zetten als gevolgen van een gebrek aan tolerantie, maar de werkelijkheid ligt gecompliceerder. Om te beginnen moeten we onszelf afvragen of tolerantie wel iets is dat we actief willen nastreven. Filosoof Slavoj Žižek schrijft hierover: ‘Why are so many problems today perceived as problems of intolerance, not as problems of inequality, exploitation, injustice? Why is the proposed remedy tolerance, not emancipation, political struggle, even armed struggle?

Tolerantie krijgt als ‘remedie’ tegen discriminatie een positievere connotatie dan het eigenlijk verdient. Dit doet vermoeden dat niet iedereen op de hoogte is van wat tolerantie precies inhoudt. Volgens Wikipedia is tolerantie, ofwel verdraagzaamheid, een term die de mate aangeeft waarin afwijkend gedrag of leden van een bepaalde groep niet worden gediscrimineerd ondanks hun afwijkend en door de meerderheid verwerpelijk geachte gedrag. Volgens deze definitie kan iemand homoseksualiteit dus accepteren en tegelijkertijd verwerpelijk vinden. Al denkt iemand nog zo negatief over lhbti’ers, zolang hij het niet in zijn gedrag laat blijken is hij tolerant en dus goed bezig.

Tolerantie verdrijft geen discriminatie

Tolerantie verdrijft geen discriminatie, maar verdoezelt die alleen. Ik zou zelfs willen stellen dat tolerantie ons geen stap dichterbij inclusiviteit en compassie brengt, maar leidt tot een samenleving van leven en laten leven: de aanwezigheid van lhbti’ers wordt geaccepteerd, zolang ze hun geaardheid maar niet in het openbaar laten blijken. Niet hand in hand lopen dus.

We moeten waakzaam zijn tegenover de politiek, kranten en andere nieuwsmedia die deze schijnvertoning prijzen. Zo kopte NOS in 2016: ‘Nederland toleranter over homoseksualiteit’. ‘In 2006 dacht 15 procent van de Nederlanders negatief over homo- en biseksualiteit en dat is nu [2016] gezakt naar 7 procent. […] Nederland hoort in Europa op dit gebied wel tot de toplanden’, zegt hoofdonderzoeker Lisette Kuyper in het artikel. ‘We waren al positief en worden steeds positiever.’

Maar in hoeverre is deze positiviteit nu gegrond? Niet, als je het de Arnhemmer vraagt die een aantal tanden verloor door toedoen van een betonschaar.

Seks tussen homoseksuele mannen vindt 21 procent walgelijk

Linda Duits, publicist en gespecialiseerd in gender en seksualiteit, is zich maar al te bewust van het dunne laagje vernis dat wij Nederlanders ‘tolerantie’ noemen. In 2018 schrijft ze in dit opiniestuk voor NRC: ‘Nederlanders weten heel goed dat ze in enquêtes horen aan te geven dat homo’s en lesbiennes hun leven moeten mogen leiden zoals ze dat willen. Maar als onderzoekers ook maar een beetje onder de oppervlakte schrapen, blijkt het beeld heel anders te liggen. Dan zien we dat maar liefst 29 procent het aanstootgevend vindt als twee mannen in het openbaar zoenen. […] De woordkeuze van de onderzoekers is hier belangrijk,’ aldus Duits, ‘het gaat niet om “dat zie ik liever niet”, nee: men neemt er aanstoot aan. Seks tussen homoseksuele mannen vindt 21 procent walgelijk.’

De hoogste tijd dus, dat politici en nieuwsmedia de schijntolerantie tegenover lhbti’ers erkennen en tot de conclusie komen dat we tolerantie niet langer moeten nastreven. In plaats daarvan moet de focus komen te liggen op de emancipatie van de homogemeenschap in de samenleving.

Sommige kinderen groeien op met het idee dat anders geaard zijn verkeerd is

Ten eerste moet de onderwijsinspectie actief controleren of er op scholen de juiste voorlichting wordt gegeven over seksuele geaardheid. Dit is al sinds 2012 wettelijk verplicht, maar vooral veel islamitische scholen en scholen in de Bijbelbelt weigeren deze voorlichting te geven. In enkele gevallen wordt homoseksualiteit zelfs verworpen. Sommige kinderen groeien op met het idee dat anders geaard zijn verkeerd is, wat niet alleen de emancipatie van de homogemeenschap belemmert, maar ook zorgt dat lhbti’ers op bepaalde scholen niet voor hun geaardheid uit durven komen.

Ten tweede moeten bedrijven stoppen met het exploiteren van de homoseksuele minderheid in zowel Nederland als het buitenland. De maand juni staat voor de homogemeenschap bekend als Pride Month. Ter nagedachtenis aan de Stonewall-rellen die plaatsvonden in Greenwich Village in juni 1969 wapperen overal Pride vlaggen en vinden Gay Prides plaats. Hiermee probeert de homogemeenschap de emancipatie voor lhbti’ers te vergroten. Bedrijven spelen hierop in door zogeheten Pride campagnes te lanceren. Alledaagse producten worden in een regenboogjasje gestoken en onder slogans als Love wins en Passion, Purpose, Pride verkocht.

Pride Month staat in het teken van de rechten van en de gelijkheid voor lhbti’ers


Nu hoor ik je denken: Maar dit draagt tot bij aan het bewustzijn? Ja, maar voornamelijk nee. Ik zou eerder willen stellen dat het bijdraagt aan de bewustwórding. Mensen krijgen zo te weten over het bestaan van de homogemeenschap, maar niet waar zij voor staat, wat haar geschiedenis is en wat zij nastreeft. Intussen verschuilen kledingmerken zich achter de regenboogvlag om hun eigenlijke doel, het verdienen van geld, te verbloemen. Als zij echt de emancipatie van de homogemeenschap voor ogen zouden hebben, zouden zij een tweede keer hebben nagedacht vage zinspelen als Love wins te gebruiken. Het bericht is kort, eenzijdig en raakt alleen het oppervlak. Pride Month staat in het teken van de rechten van en de gelijkheid voor lhbti’ers, iets waar ze decennialang voor hebben moeten vechten, zowel op straat als in de politiek. Deze geschiedenis valt niet te vangen met een T-shirt van een tientje.

Behalve het verspreiden van oppervlakkige boodschappen, laten veel bedrijven het ook nog eens na om verbinding te zoeken met de homogemeenschap en de belangen van lhbti’ers te behartigen. Ze werken bijvoorbeeld niet samen met de organisaties die zich inzetten voor homorechten, zoals COC Nederland en GALE. Bedrijven die de identiteit van duizenden Nederlanders kapitaliseren, doneren weinig tot geen van hun opbrengsten aan zulke organisaties.

In mei lanceerde H&M een eigen Pride campagne, waarmee ze volgens hun website, de gelijkheid van de LGBT Community vierden. Modellen voor de campagne waren iconen binnen de homogemeenschap, zoals Olympisch skiër Gus Kenworthy en drag entertainer Aja. Tien procent van de opbrengsten werd gedoneerd aan het Free & Equal-programma van de Verenigde Naties. Hiermee zette H&M een stap in de juiste richting, maar de campagne vraagt inhoudelijk op geen enkele manier aandacht voor de problemen waar de homogemeenschap mee kampt, noch wordt er gesproken over wat Pride voor ons betekent.

Fran Tirado, adjunct-hoofdredacteur voor Out Magazine, noemt H&M’s T-shirts ‘the lowest cost endeavor with the fastest turn around’ en stelt dat bedrijven minimaal vijftien procent van hun opbrengsten moeten doneren. ‘Educating/Activating – tell a fucking story’, tweet hij. Dát is naar mijn mening de enige reden waarom merken Pride campagnes zouden mogen lanceren: zolang ze met hun product en de reclame eromheen een verhaal vertellen dat mensen voorlichting geeft over de homogemeenschap.

Nu begrijp ik hoe aantrekkelijk het is om kleding te dragen die een statement maakt. Het afgelopen jaar liep ik rond met een veiligheidsspeld in mijn oor omdat ik dacht dat het er gedurfd uitzag. Maar de regenboogvlag is een teken van trots en diversiteit, en dient als baken voor miljoenen mensen in alle delen van de wereld, delen waar lhbti’ers vaak nog worden gestraft of zelfs ter dood veroordeeld vanwege hun geaardheid. Daarom is het cruciaal dat we er niet lichtzinnig mee omgaan, dat we de vlag niet op ons lichaam dragen in de klas of op ons werk, maar alleen wanneer we strijden voor de rechten van en de gelijkheid voor lhbti’ers.

Neem een voorbeeld aan Amsterdam, waar de Pride vlaggen twaalf maanden in het jaar aan de gevels van de grachtenpanden wapperen. Daar is men veel inclusiever met mensen uit de homogemeenschap dan in elke andere stad in Nederland.

Dus wanneer hij mijn hand steviger vastpakt en zegt dat dit in Amsterdam kan, wil ik hem erop vertrouwen.

Bij de Westergasfabriek staat nog steeds een groep jongens. Ik schat ze zo tussen de zestien en tweeëntwintig jaar oud. Hun fietsen liggen als waakhonden om hen heen. Terwijl we langslopen, houd ik ze vanuit mijn ooghoek in de gaten. Een van de jongens slaat ons gade, neemt een trekje van zijn sigaret en wendt zich weer tot zijn vrienden. De rest heeft niet eens door dat we er zijn, laat staan dat we elkaars handen vasthouden.

Zichtbaarheid en herkenbaarheid, dat zijn de sleutels

Zichtbaarheid en herkenbaarheid, dat zijn de sleutels tot het oplossen van problemen als discriminatie en homohaat. Want we zijn er nog niet. Maar zolang wij, als lhbti’ers, de poortwachters blijven van onze eigen identiteit, zolang we niet langer genoegen nemen met een tolerant Nederland, maar ons inzetten voor de emancipatie van de homogemeenschap, hoeven we niet langer behandeld te worden alsof we anders zijn.

En de volgende keer dat ik met hem door het Westerpark loop, of in Amsterdam of Arnhem of waar dan ook, en hij mijn hand pakt, hoef ik hem niet langer te laten begaan, maar glijden mijn vingers zorgeloos tussen de zijne.